De collectie: een voorsmaakje

c0

Een collectie is de bestaansreden van een museum. Het komt erop aan deze zo aantrekkelijk mogelijk voor te stellen. Haar inhoud moet aansluiten op een overkoepelend thema. Soms hoort men dat men zich hierin moet beperken. Daartegenover zijn er stemmen die aandringen op diversiteit om zoveel mogelijk bezoekers van verschillend pluimage en culturele achtergrond te kunnen interesseren, zonder echter de hoofdzaak en rode draad te vergeten.

Museum Rupelklei heeft een heel divers aanbod dat loopt van 33 Mj geleden tot nu, met de klei en de mens als bindmiddel. Het zal misschien verbazen maar het museum is een mini “Madame Tussaud wassenbeeldmuseum”.

Het toont de arbeider (m/v) in zijn natuurlijk biotoop: de steenbakkerij. Van patroon tot kleisteker, van hoefsmid tot gamster. Zij vormen een menselijke collectie die ver en toch dichtbij de huidige bevolking staat. En achter elke arbeider schuilen verschillende verhalen en anecdoten. Ook die horen bij de collectie.

   

Klei is overal aanwezig in al zijn gedaanten: als ruw basismaterial, nog in lagen verborgen, geperst in diverse vormen, uitgedroogd, in het vuur gebakken en uiteindelijk in al zijn diverse formaten en kleuren als eindproduct: de baksteen, de tegel, de dakpan.

Hij laat zich gewillig vormen tot de gewenste bestemming. Dat hier heel wat alaam komt bij kijken is vanzelfsprekend want elke arbeider had, naast zijn handen, zijn eigen gereedschap.

Klei en mens hebben een hele geschiedenis achter de rug.

Deze komt ook overvloedig aan bod in de fossielenzaal met als hoogtepunt misschien wel de oudste Vlaamse menselijke schedel opgedolven uit de kleigroeven (circa 3000 jaar geleden) .

Rumst op de samenvloeiing van Dijle en Nete was belangrijk. Dat vonden ook de Romeinen. Ze vestigden zich op de oever van de Rupel en lieten er heel wat sporen achter. Deze zullen mee het beeld van de streek vervolledigen in het museum.

Tenslotte is het beeldmateriaal. Hier staan we voor een raadsel. In die tijd waren fototoestellen een zeldzaamheid en de arbeiders hadden alle moeite om rond te komen en hadden andere zorgen dan “selfies” te maken. We stellen echter vast dat nergens, in geen enkele andere bedrijfstak, zoveel foto’s werden genomen. Het fotoarchief van het museum is uniek en bevat duizenden foto’s, beginnend van rond 1900. Het merendeel toont groepsfoto’s van arbeiders (m/v) die de indruk geven blij en gelukkig te zijn. De kameraadschap druipt ervan af.

Ze zijn de uiting van de eigen volksaard: de vrolijke spontaneïteit, fierheid en samenhorigheid die de bewoners van de Rupelstreek kenmerken.
Het tonen hiervan is een blijvende les en een tegengif tegen de verzuring van onze welvaartsmaatschappij.