De Romeinen

Algemeen

Na de verovering van Gallië door Caesar (57-52 v. Chr.) zou de bestuurlijke organisatie een aanvang nemen rond 27 v. Chr. door keizer Augustus.
De Rijn vormde uiteindelijk de natuurlijke Noord-Oostgrens.
Het verdedigingsysteem zou verder uitgebouwd worden in de jaren 54-96 n. Chr.
Tijdens de “pax romana” (96-250 n. Chr.) werd Tongeren de hoofdplaats van een “civitas” met verschillende wijken (“vici”) die werden verbonden met wegen.
De wijk (“vicus”) vormde het administratieve, economische en religieuze centrum van de streek, zoals deze van Kontich.
Rond 170 n.Chr. werden de Germanen aggessiever wat aanleiding gaf tot de uitbouw van nog meer verdediging.
Forten, castella, wachtposten, burgus (versterkte uitkijktoren) werden nu ook in het binnenland gebouwd.
Einde 4de eeuw betekende het einde van het Romeinse Rijk in onze gewesten daar de verdediging werd opgegeven om onrust in Rome te beteugelen.

De Romeinen in Rumst

Rumst bevond zich op de weg Mortsel-Kontich- Asse en Bavai met een veer over de Rupel. Op de strategische plaats nl. aan de monding van de Zenne, de Dijle en de Nete in de Rupel werd een militaire nederzetting ingeplant.

De militaire aanwezigheid (kamp - castellum) zou zich situeren tussen 150 en 250 na Chr. als verdediging in de periode van de Germaanse invallen.

De vondsten

De verscheidenheid van de vondsten verraadt zowel een burgerlijke als militaire aanwezigheid, hoewel grootschalig onderzoek wegens de bebouwing wordt verhinderd. Hieronder volgt hiervan een overzicht.

De grondsporen in situ

Het kamp (castellum)

De verdediging van het kamp bestond uit een aarden dam, opgeworpen met aarde uit een dubbele gracht (3.5-5m breed).

Tegen de dam was een enkele of dubbele houten wand aangebracht met een borstwering boven.

Binnen de omwalling bevonden zich de kwartieren van de soldaten, de woning van de commandant en de graanopslagplaatsen. Men vermoedt dat het ging om een mini-castellum dat plaats bood aan 160 soldaten.

R1

De pottenbakkersoven

Een pottenbakkersoven, waarvan in Rumst een exemplaar is aangetroffen bestond uit een ingegraven stookkamer, met een bovengelegen bakkamer, waarin het aardewerk op een rooster staat opgesteld. Het geheel wordt bovengronds afgesloten met een koepel uit takken, opgevuld met turf, stro en klei. Aan de top is een trekgat voorzien.

De stookkamer wordt gevoed door de haard en het stookkanaal.

R2

De ondergrondse opslagplaatsen, kelders en waterputten

Deze dienden als opslag van olijfolie, wijn, vissaus e.d, die werd bewaard in grote amforen.

Grafkuilen

In een mogelijk grafveld in de wijk Catenberg werden urnen en kruiken aangetroffen. Een graf werd soms met een grafzuil versierd. Een onderdeel hiervan (pijnappel = symbool van onsterfelijikheid) werd in Molenveld opgegraven.

   

De “mobiele” vondsten

Deze berusten momenteel in bewaring bij het VIOE (Vlaams instituut voor onroerend erfgoed)

Aardewerk

Aardewerk is het meest voorkomende object. Meer dan 400 voorwerpen werden geidentificeerd.

De vorm, de gebruikte techniek en afwerking gaf aanleiding tot allerlei onderverdelingen.

Het ging vooral om vaatwerk, kruiken, kommen, schalen, borden.

Dit werd ingevoerd uit Oost-Gallië tussen de Rijn en de Moezel

Bouwmaterialen, decoratie, gebruiksartikelen

- Dakpannen, tegels, terracotta beeldjes uit zuiver klei

- Muntgietvormen: Deze gietvormen in Rumst (16 vormen) wijzen op ofwel een valsmunter, ofwel is het gebruik ontstaan uit de behoefte om wisselgeld (noodgeld) te hebben daar het standaardgeld niet meer beschikbaar was door een muntcrisis in Rome.

- Glas onder de vorm van flessen, kralen

- Natuursteen: grafmonument

R4

Metalen

- Munten: munten werden in principe steeds geslagen. De gevonden munten in Rumst zijn praktisch allen geslagen in Rome.

- “Fibulae” of mantelspelden voor het militair tenue uit brons

- “Phalerae” of sierbeslag van paarden

- Lepels, riemtongen, speerpunten, zwaarden, ringen en sierraden

- De “hand van Sabazius”

R7