De fossielen
De klimaatveranderingen en de gevolgen op het terrein weerspiegelen zich in het soort fossielen. Ze kwamen te voorschijn door 50 meter diep te graven in de kleilagen. Graven in de diepte is graven in het verleden. De oudste fossielen vond men onder de kleilagen, in de Ruisbroekse zanden: het zijn tweekleppige schelpen (oesterschelpen) die leefden op en onder de zeebodem. In de kleilagen zelf komen weinig fossielen voor wegens het laag zuurstofgehalte. Het zijn kleine schelpen, en sporadisch insecten. Grotere dieren zoals haaien, krabben, tandwalvissen zijn zeldzaam. Wat wel aangetroffen wordt zijn septaria of kleibroden. Bijzonder zijn pyrietstaafjes. Als het warmer wordt stopt de kleiafzetting. In de lagen erboven komen beenderen van alle zeedieren te voorschijn: slakken, walvisachtigen, dolfijnachtigen, haaien en zeehonden. Het wordt warmer en de zee trekt zich terug. 2.5 MJ jaar geleden komen de ijstijden. Het zand wordt nu door de wind aangevoerd. Tijdens de quartaire tijd (5MJ v. Chr.) wisselen warme en koude perioden zich af. Warme perioden brengen edelherten, bosolifanten en rendieren naar hier . In koudere perioden is het de beurt aan het reuzehert, de mammoet, de wolharige neushoorn. De mens doet vermoedelijk zijn intrede rond 4500J v. Chr. Een unieke schedel werd gedateerd tussen 3770-3640 v.Chr.. De eerste werktuigen worden aangetroffen.
De Romeinen
De aanwezigheid van een Romeinse nederzetting is bewezen tussen de eerste en derde eeuw na Christus.
Vanuit de wijk Molenveld te Rumst strekte zich een domein uit van 10 hectaren, bestemd voor de huisvesting die bestond uit houten woningen met Romeinse dakpannen. De vondsten betreffen huishoudelijke objecten. In derde eeuw kwam er een militair kamp.
De vondsten illustreren dit: militaire objecten en sporen van aarden wallen.
Het productieproces
Museum Rupelklei is geen schilderijmuseum waar elk werk op zich een losstaand onderdeel is van de collectie. De werktuigen en andere relicten die deel uitmaken van de Rupelkleicollectie zijn geïntegreerd in de voorstelling van het productieproces van de handsteen.
Dit proces is de rode draad in het museum. Elke fase wordt er afgebeeld op een realistische, levensechte manier. De sfeer van weleer wordt er opgeroepen, met inbegrip van een typische kroeg of bruin café, waar de stichters van het museum, de hh. Isidore Egelmeers, burgemeester van Terhagen en Adelin Leens, steenbakker hun initiatief tot het oprichten van het museum bij pot en pint beklonken.
Ook de nevenberoepen komen aan bod en elke fase wordt bemand met levensgrote beelden, die zijn geboetseerd naar het beeld van bestaande prominenten uit de geschiedenis van het museum.
Audiogidsen, die doorspekt zijn met anekdoten in de kleurrijke streektaal loodsen U doorheen dat proces.
Een opsomming van de “actoren”-- --
De kleisteker--De aardemaker--De voerman met paard--De opzetter--De steenmaker--Drie afdragers--De gamster--De kolendrager--De inzetter en uitzetter--De scheepsrijder--De afslagers--De pannenmaker met inslager--De nokpanmaker--De smid--De timmerman--De stichters: Egelmeers en Leens
De werktuigen
Elk onderdeel van het proces heeft haar eigen werktuigen. Zij zijn allemaal op mensenmaat gemaakt want gehanteerd door de arbeider. Zij zijn zeer eenvoudig en in de werkplaatsen van de steenbakkerij zelf gemaakt. Het museum toont ze in hun toepassing door levensechte poppen in natuurgetrouwe omgeving. Zo passeren een vijftiental procesonderdelen de revue.
De archieven
- fotoarchief
Het museum beschikt over een immens fotoarchief (aangekocht door het museum van Jos Roelandts), dat een periode van 70 jaar bestrijkt.
Het is een studie waard de verschillende evoluties te onderzoeken, de klederdracht, de technieken in de verschillende deelprocessen, de gebouwen, de de houding van de arbeiders.
- het archief Verstrepen
De twintig meter papieren archieven vormen een bron van onschatbare gegevens over de periode 1850-1940 op gebied van de sociale, economische en technische toestand.